In dit blog wordt nader ingegaan op de voorwaarden voor het leggen van conservatoir beslag op schepen die zich buiten Nederland (maar binnen de Europese Unie) bevinden.
Schepen zijn per definitie hoogst bewegelijke zaken. Dat is maar goed ook, want door zich te verplaatsen genereren ze immers hun inkomsten. Tegelijkertijd bestaat daardoor echter ook altijd het gevaar dat ze de haven verlaten zonder eventuele schulden aan wal afgelost te hebben. Deze vrees, die onder menig schuldeiser leeft, blijkt in de praktijk maar al te vaak terecht.
Indien de vrees bestaat dat een schip wegvaart zonder zijn crediteuren te hebben afgelost, bestaat uiteraard de mogelijkheid om beslag te leggen op het schip. Hiervoor dient dan wel eerst verlof verkregen te worden van de voorzieningenrechter. Maar wat nu als het schip daarvoor al vertrokken is? Kan er in Nederland dan nog iets aan gedaan worden?
Manta One
Deze vraag kan het best beantwoord worden met het volgende voorbeeld. In augustus 2019 maakte het plezierjacht “Manta One” water op de Noordzee en zond zij een noodsignaal uit. Hierop werd zij door een hulpverlener naar Harlingen gesleept en zodoende in veiligheid gebracht. Binnen korte tijd was de “Manta One” echter alweer vetrokken uit Harlingen en naar Kroatië gevaren.
De hulpverlener bleef dus met lege handen aan wal staan. Dit terwijl hij op grond van artikel 8:561 BW recht had op hulploon. De vraag was nu of vanuit Nederland conservatoir beslag gelegd kon worden op de “Manta One” om alsnog tot betaling over te gaan.
Beslagverdrag 1952
Bij een conservatoir beslag op buitenlandse schepen komt altijd eerst het Beslagverdrag 1952 aan bod. Dit verdrag bepaalt dat indien een schip onder de vlag van een verdragsstaat vaart, slechts voor maritieme vorderingen beslag gelegd mag worden. Welke vorderingen als ‘maritiem’ kwalificeren wordt gespecificeerd in het eerste lid van artikel 1. Het betreft onder meer vorderingen die betrekking hebben tot aanvaringen, letselschade, transportovereenkomsten en onbetaald loon van de bemanning.
In het geval van de “Manta One” ging het om hulploon, wat als maritieme vordering gekwalificeerd wordt in het Beslagverdrag 1952. Het Beslagverdrag 1952 stond dus niet in de weg aan een eventueel conservatoir beslag.
Brussel I bis
Op basis waarvan mag een Nederlandse rechter goedkeuren om beslag te leggen in Kroatië? Het antwoord op deze vraag kan gevonden worden in de EU-verordening 1215/2012, beter bekend als Brussel I bis. Deze verordening regelt dat rechterlijke beslissingen van een EU-lidstaat automatisch erkend moeten worden binnen de gehele EU en dus ook binnen Kroatië. Artikelen 39 en 40 maken nog eens expliciet duidelijk dat ook rechterlijke beslissingen strekkende tot conservatoir beslag automatisch erkend dienen te worden.
Internationale bevoegdheid
Belangrijk bij internationaal beslag is overigens wel dat de rechter die verlof geeft tot het beslag bevoegd is in het bodemgeschil (zie artikel 2 sub a Brussel I bis). Deze bevoegdheid wordt geregeld in artikel 4 e.v. van de Brussel I bis verordening.
In het geval van de “Manta One” bestond er een zogenaamde General Tug and Salvage Agreement tussen de “Manta One” en de hulpverlener, die uitgevoerd werd in Harlingen (waar de “Manta One” immers uiteindelijk in veiligheid werd gebracht). Dit betekende dat de rechtbank van Leeuwarden bevoegd was tot het geven van verlof tot conservatoir beslag op grond van artikel 7 lid 1 sub a Brussel I bis.
Wat betreft de bevoegdheid bij een internationaal maritiem geschil is het nog belangrijk om op te merken dat de rechtbank Rotterdam in zo’n geval niet automatisch bevoegd is (zoals dat normaal wel het geval zou zijn op basis van artikel 625 lid 1 Rv). Dit komt omdat in internationale geschillen het nationale recht soms moet wijken voor het internationale recht (zoals de Brussel I bis verordening). Op 31 januari 2018 heeft de rechtbank Rotterdam dit eveneens bevestigd (ECLI:NL:RBROT:2018:594)
In het geval van de “Manta One” kon dus in Kroatië beslag gelegd worden door verlof te vragen bij de rechtbank Leeuwarden. Nadat dit beslag gelegd was werd het hulploon overigens terstond alsnog betaald. Zoals hierboven immers al opgemerkt is: schepen zijn niet gemaakt om stil te liggen, maar om te varen!
Conclusie
In het geval van een vordering op een schip is het belangrijk om voldoende zekerheid te verkrijgen dat deze vordering ook daadwerkelijk betaald zal worden. Deze zekerheid kan onder andere verkregen worden door tijdig beslag te leggen op het schip. Vaart het schip onder de vlag van een staat die partij is bij het Beslagverdrag 1952, dan is het daarbij belangrijk dat het ook daadwerkelijk om een maritieme vordering gaat.
Mocht het schip vertrokken zijn dan kan er alsnog beslag gelegd worden indien het schip zich binnen de Europese Unie bevindt. Dit kan op basis van de Brussel I bis verordening. Belangrijk is dan wel dat de rechtbank die verlof geeft tot dit beslag ook daadwerkelijk in het bodemgeschil bevoegd is.