De laatste tijd krijg ik veel vragen van hippische ondernemers die blijven zitten met onbetaalde en vaak torenhoge rekeningen voor stalling, verzorging en training van paarden, omdat de eigenaar met de noorderzon is vertrokken en zijn/haar paarden gewoonweg achterlaat. De stallingskosten lopen door. De kosten van verzorging en training lopen ook door. De ondernemer blijft zijn/haar verplichtingen keurig na komen in de hoop dat de eigenaar vroeg of laat de paarden ophaalt en de rekeningen betaalt. Helaas is de werkelijkheid vaak anders. Daarbij gaat het vaak ook nog om buitenlandse eigenaren. Wat zijn de juridische mogelijkheden om dit te voorkomen en zijn er oplossingen?
Voorkomen is beter
Allereerst is het heel belangrijk alvorens met wie dan ook langdurige overeenkomsten aan te gaan, goed te onderzoeken wie de wederpartij is. Is de wederpartij goed voor zijn/haar geld en is de wederpartij betrouwbaar. Zijn er referenties? Zijn er eerder bij andere stallen al problemen geweest? Lijkt alles solide en betrouwbaar dan zal een overeenkomst moeten worden gesloten die schriftelijk (en goed!) moet worden vastgelegd. In die overeenkomst dient duidelijk vast te liggen met welke partij men van doen heeft (bewijs vragen!), waar die zijn/haar werkelijke woonplaats heeft (bewijs vragen!), welke diensten er geleverd gaan worden, wat die diensten kosten en wanneer die betaald moeten zijn, hoe lang de overeenkomst duurt, hoe die kan worden beëindigd en (vooral bij buitenlandse partijen) dat Nederlands recht van toepassing is en de Nederlandse rechter bevoegd is van geschillen kennis te nemen. Staat dat laatste er niet in, dan zou het kunnen zijn dat de ondernemer zijn recht in het (verre) buitenland moet gaan halen. Veel succes! Verder is het aan te raden een voorschot (waarborgsom) te vragen, eventueel te verrekenen met de laatste rekening voor de stalling, verzorging en training.
Pressiemiddel
Loopt het desondanks toch verkeerd af en blijven de rekeningen onbetaald en lopen de kosten door, dan kan het “retentierecht” een oplossing zijn. De wet geeft onder voorwaarden aan schuldeisers het recht om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan de schuldenaar op te schorten totdat de vordering van de schuldeiser op de schuldenaar is voldaan. Het retentierecht kan een ijzersterk wapen zijn in de strijd om betaling van openstaande vorderingen. Het retentierecht werkt ook tegen derden. Het wordt gebruikt in gevallen waarin de schuldeiser een zaak is gaan houden voor de schuldenaar en de schuldenaar de zaak graag terug wil. Daarmee geeft het ook hippische ondernemers een pressiemiddel om onbetaalde facturen te innen. Het retentierecht kan worden uitgeoefend op zaken van stoffelijke aard. Het retentierecht kan zowel worden uitgeoefend op roerende als op onroerende zaken en dus ook op paarden.
Een opeisbare vordering
Om een zaak onder zich te kunnen houden en dus de verplichting op afgifte van die zaak op te kunnen schorten, moet sprake zijn van een opeisbare onderliggende vordering. Een vordering is opeisbaar als de betalingstermijn die is overeengekomen is verstreken. Indien geen betalingstermijn is overeengekomen is een vordering direct opeisbaar. Het retentierecht kan uitsluitend worden ingeroepen indien de schuldeiser ook de houder is van de zaak, zoals de hippische ondernemer in wiens stal het paard verblijft, maar het is niet noodzakelijk dat de schuldeiser de zaak daadwerkelijk en feitelijk onder zich heeft. De garagehouder wil niet dat de auto gedurende de uitoefening van zijn retentierecht in de weg staat en moet de auto elders kunnen parkeren. De manegehouder wil gedurende de uitoefening van het retentierecht de mooie buitenbox kunnen verhuren aan een nieuwe pensionklant.
Feitelijke macht
Niet alleen dient de schuldeiser die het retentierecht uitoefent (de retentor), juridische gezien houder van de zaak te zijn, daarnaast moet de feitelijke macht die de retentor over de zaak uitoefent voor derden kenbaar zijn. Daarom hangen aannemers – althans dat zouden zij moeten doen – wanneer zij een retentierecht uitoefenen op een onroerende zaak, op toegangshekken rond de bouwplaats borden op met vermelding dat die aannemer op die plaats zijn retentierecht op het werk uitoefent. Op die manier weten derden dat het leggen van conservatoire beslagen op dezelfde onroerende zaak niet direct lucratief zal zijn. Het retentierecht eindigt dan ook doordat de zaak uit de feitelijke macht van de schuldeiser raakt en weer in de feitelijke macht van de schuldenaar komt. Dat kan rechtmatig gebeuren na betaling van de openstaande rekeningen, maar dat kan ook onrechtmatig gebeuren doordat een paard waarop het retentierecht wordt uitgeoefend zonder toestemming van de retentor wordt meegenomen. De retentor kan het paard dan weer opeisen, door bijvoorbeeld in kort geding teruggave op straffe van een dwangsom te vorderen. Het recht van retentie herleeft dan weer zodra het paard in de feitelijke macht van de schuldeiser komt en de schuldeiser dus weer houder van het paard wordt. Opeisen en terugvorderen van het paard heeft behoorlijk wat voeten in de aarde. Voorkomen is beter dan genezen. Dus manegehouder, wanneer u uw retentierecht uitoefent: plaats een bord op de boxdeur met daarop de mededeling dat op het pensionpaard een recht van retentie wordt uitgeoefend en neem het zekere voor het onzekere en hang een kettingslot om de boxdeur.
Retentierecht werkt tegen derden
Het retentierecht is een krachtig recht dat in sommige gevallen zelfs tegen derden die een recht op een zaak hebben verkregen kan worden ingeroepen. Voorwaarde is wel dat de schuldenaar destijds bevoegd was om de overeenkomst met betrekking tot de zaak met de schuldeiser aan te gaan, of dat bij het aangaan van die overeenkomst de schuldeiser niet hoefde te twijfelen aan die bevoegdheid van de schuldenaar. Bijvoorbeeld: de eigenaar van een springpaard stelt dat paard tegen betaling ter beschikking van een springruiter zonder stallingsgelegenheid. De ruiter stalt het paard voor zijn rekening op een professionele stal met springfaciliteiten. Na enige tijd stopt de ruiter vanwege acute financiële problemen met betaling van het stallingsgeld aan de staleigenaar. De eigenaar van het paard die lucht heeft gekregen van de problemen van de springruiter wil het springpaard terug. De staleigenaar beroept zich op het retentierecht totdat het openstaande en vooral opeisbare stallingsgeld volledig is betaald. De eigenaar van het springpaard zal het retentierecht tegen zich moeten laten gelden.
Veilen of onderhandse verkoop
Indien het recht van retentie toch niet leidt tot betaling van de openstaande vordering omdat de schuldenaar de zaak graag terug wil hebben, dan kan de retentor de zaak uiteindelijk verkopen en de opstaande vordering voldoen uit de verkoopopbrengst. Die verkoop is wel aan wettelijke voorwaarden gebonden. Verkoop kan pas nadat een zogenaamde executoriale titel is verkregen. Een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis is zo’n executoriale titel. Een rechtszaak is dus onvermijdelijk. Daarom is het zo belangrijk dat Nederlands recht van toepassing is en de Nederlandse rechter bevoegdheid heeft. Zo niet dan zal een dergelijk vonnis in het buitenland verkregen moeten worden. De deurwaarder zal dan met dat vonnis in de hand executoriaal beslag kunnen leggen op de zaak waarop het retentierecht is uitgeoefend en kan vervolgens tot openbare veiling van die zaak overgaan. Ook is het mogelijk om die zaak onderhands te verkopen, maar daarvoor is wel toestemming van een rechter noodzakelijk. Het retentierecht is vooral een krachtig middel omdat het ook werkt tegen derden, in het bijzonder ook tegen een curator. Als de schuldenaar failliet mocht gaan, dient de curator het retentierecht ook tegen zich te laten gelden en kan de curator de zaak uitsluitend terugkrijgen na betaling van de openstaande vordering.
Zorgplicht
Vanzelfsprekend dient de schuldeiser die zich op een retentierecht beroept zich te houden aan de op hem rustende zorgplicht. Het paard zal goed verzorgd moeten worden, misschien zelfs wel in training moeten worden gehouden en indien nodig veterinair en door een hoefsmid behandeld moeten worden. Alle kosten verband houdende met de verzorging en ook de stallingskosten die de retentor maakt zijn voor rekening van de schuldenaar en kunnen eventueel ook worden verhaald op de verkoopopbrengst.
Risico’s
Het onjuist of ten onrechte uitoefenen van een retentierecht kan risico’s met zich brengen. De negatieve gevolgen daarvan zijn voor rekening van de schuldeiser. De financiële schade kan dan zeer omvangrijk zijn. Wat te denken van het ten onrechte uitoefenen van een retentierecht op een kostbaar sportpaard dat voor een zeer hoge verkoopprijs door de schuldenaar is verkocht. Door uitoefening van het retentierecht kan de schuldenaar het paard niet (af)leveren aan de koper. De koper zal mogelijk van de koop afzien en de verkoper – dat is de schuldenaar tegen wie het retentierecht is ingeroepen – zit met een enorme schadepost. Indien blijkt dat het retentierecht ten onrechte is aangewend, bijvoorbeeld omdat de onderliggende vordering nog niet opeisbaar was, is de schuldeiser, de retentor, aansprakelijk voor de schade van de schuldenaar. Ook kan sprake zijn van een ten onrechte uitgeoefend retentierecht indien het retentierecht de schuldeiser weliswaar toekomt, maar niet in verhouding staat tot de schade die de schuldenaar als gevolg van het retentierecht kan leiden. Ook op de uitoefening van het retentierecht zijn de maatstaven van redelijkheid en billijkheid toepasbaar en misbruik van het retentierecht is uiteraard ontoelaatbaar.
Krachtig middel
Het retentierecht is dan wel een krachtig middel van de schuldeiser die een zaak als juridisch houder feitelijk onder zich heeft, maar er kunnen dus ook risico’s aan kleven. In het algemeen geldt dat wanneer het om kostbaardere paarden gaat het retentierecht als pressiemiddel succesvoller is, omdat de onderliggende opeisbare vordering doorgaans veel lager is dan de waarde van het paard. Werkt het retentierecht als pressiemiddel niet, dan zal geprocedeerd moeten worden om een uitspraak te krijgen die ten uitvoer kan worden gelegd, waardoor het paard kan worden geveild of verkocht en uit de opbrengst de rekeningen kunnen worden betaald. Voor een succesvolle uitoefening van een retentierecht gaat het om een belangen afweging en kritische juridische toetsing vooraf, maar krachtig blijft het.
Wibe Reddingius is advocaat en partner bij Langelaar Klinkhamer Advocaten. Hij specialiseert zich op het gebied van het ondernemingsrecht, contractenrecht en (internationaal) handelsrecht. Daarnaast is Wibe specialist op het gebied van het hippisch recht en is hij als zodanig advocaat van bekende ruiters en amazones, fokkers, handelaren en hippische brancheorganisaties. Vragen naar aanleiding van deze blog post? Neem contact op met Wibe door te mailen naar reddingius@langelaarklinkhamer.com.