Dat het loont om in een gerechtelijke procedure vol te houden, ook na een tegenvallend kort geding vonnis, blijkt na een recente uitspraak die in het voordeel van onze cliënt uitviel.
Het juridisch kader: revindicatie
In Nederland is het mogelijk om een gestolen goed terug te vorderen (we spreken hierbij van “revindicatie”) indien de oorspronkelijke eigenaar kan bewijzen dat de diefstal heeft plaatsgevonden en dat dit niet langer dan drie jaar vóór de instelling van de vordering is gebeurd. Dit is ook het geval als de huidige eigenaar het gestolen goed te goeder trouw heeft verkregen.
Vrachtauto’s gestolen?
In de betreffende zaak treden wij op voor een internationaal veilinghuis voor machines en vrachtauto’s. Op het terrein van één van de Nederlandse vestigingen van dit veilinghuis wordt in 2012 door een Ierse handelaar in vrachtauto’s – laat ik hem verder Fergus McMurphy noemen – conservatoir beslag gelegd op vier Mercedes vrachtauto’s. Deze vrachtauto’s waren door het veilinghuis in Jordanië gekocht om vervolgens in Nederland ter veiling aan te bieden. McMurphy stelt echter dat de vrachtauto’s tijdens zijn vakantie zijn gestolen van zijn afgesloten terrein in de buurt van Dublin en buiten zijn medeweten zijn verkocht aan een bedrijf in Jordanië.
Nu is McMurphy een goede bekende van de Ierse politie en is er over het moment waarop de diefstal zou hebben plaatsgevonden al direct onduidelijkheid in verband met de revindicatietermijn van drie jaar. Redenen dus voor het veilinghuis om in kort geding opheffing van de beslagen te vorderen.
De voorzieningenrechter wijst deze vordering echter af. Zij wil kennelijk niet aannemen dat McMurphy niet te goeder trouw is, en kent hem dus het voordeel van de twijfel toe. De vrachtauto’s kunnen hierdoor niet ter veiling worden aangeboden en staan stof te verzamelen op het terrein van het veilinghuis. Wij stellen daarom namens het veilinghuis hoger beroep in bij het gerechtshof.
De pineut door de pilot
Wat wij niet weten is dat dit gerechtshof net in het kader van een pilot een procesreglement heeft ingesteld dat afwijkt van het Landelijk procesreglement. Zij hoopt zo haar procedures te versoepelen en verkorten. Helaas is deze pilot niet goed gecommuniceerd en verloopt hierdoor onze procedure verre van soepel. Op grond van het Landelijk procesreglement vragen wij namelijk na een eerste uitstel van vier weken nóg een uitstel van vier weken. Op grond van de nieuwe pilot is echter slechts een tweede uitstel van twee weken toelaatbaar, zodat aan onze cliënt akte niet-dienen wordt verleend.
Uitvoerige brieven aan het gerechtshof en inschakeling van de deken in het desbetreffende ressort halen niets uit. Wij moeten cliënt uitleggen dat het hoger beroep tegen het kortgedingvonnis is mislukt.
Overigens wees de Hoge Raad in april 2015 twee arresten over dit pilotreglement. Zij oordeelde daarin dat rolraadsheren het pilotreglement dienen te hanteren in lijn met een goede procesorde. De sanctie op het niet-naleven van de pilot moet in een redelijke verhouding staan tot het verzuim. Bij strikte naleving van het pilotreglement wordt immers een partij de toegang tot de appel(rechter) ontzegd. Helaas kwamen deze twee arresten voor onze procedure te laat…
Eerlijk duurt het langst
Wat voor ons overblijft is een bodemprocedure bij dezelfde rechtbank als waar het aanvankelijke kort geding heeft gediend. Hierin krijgt McMurphy van de rechter niet alleen de opdracht te bewijzen dat de vrachtauto’s daadwerkelijk van zijn terrein in Ierland zijn gestolen, maar hij dient ook te bewijzen dat hij überhaupt op rechtmatige wijze eigenaar is geworden van de vrachtauto’s. Dit omdat de door hem overgelegde facturen aan alle kanten gebreken vertonen. McMurphy is niet voor niets een goede bekende van de politie in Ierland…
U raadt het al: McMurphy slaagt niet in het hem opgedragen bewijs. De facturen en de beweerdelijke betalingen kloppen niet en – nog erger voor McMurphy – de vrachtauto’s blijken inderdaad helemaal niet gestolen te zijn. Ze zijn door een persoon bij wie de vrachtauto’s in bewaring waren verkocht en vanuit Engeland geleverd aan een bedrijf in Jordanië, dat vervolgens mogelijk de afgesproken koopsom niet heeft betaald. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de vrachtauto’s zijn gestolen! Na al het procedureel getouwtrek is het voor onze cliënt het veilinghuis dan uiteindelijk toch eind goed, al goed: de vordering van McMurphy wordt door de rechtbank afgewezen, zodat nu – na vier jaar – de vrachtauto’s ter veiling kunnen worden aangeboden en hopelijk met een profijtelijke opbrengst worden verkocht!