Inleiding
Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst volledig handhaven op schijnzelfstandigheid. Dat betekent dat ondernemingen die mensen als zzp’er inhuren voor werk, terwijl het eigenlijk geen zzp-ers zijn, een boete en naheffingen kunnen krijgen van de Belastingdienst. Er geldt een overgangsperiode van een jaar waarin ondernemingen en werkenden nog geen boete krijgen als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid. Veel werkverschaffers en zzp-ers maken zich om die reden zorgen over wat dit voor hen gaat betekenen. Wat houd deze handhaving concreet voor u in? Waar komt deze aankondiging van de belastingdienst vandaan?
Wet DBA
Op 1 mei 2016 is de Wet Deregulering beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) ingevoerd, waarmee de daarvoor gebruikte Verklaring Arbeids Relatie (VAR verklaring) werd vervangen.
De bedoeling van de Wet DBA was om meer zekerheid vooraf te geven aan werkverschaffers en werkenden over de aard van de arbeidsrelatie. Partijen moesten hiertoe een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst gebruiken en zorgen dat de werkzaamheden in overeenstemming met het bepaalde in de modelovereenkomst werden uitgevoerd. Opdrachtgevers wisten dan zeker dat zij geen loonheffingen hoefden in te houden en te betalen.
Vervolgens vonden er in de grote lijn twee ontwikkelingen plaats:
- de overheid was ontevreden over de werking van de Wet DBA. De wet had feitelijk tot gevolg dat het volgens de overheid te gemakkelijk was om als zzp-er aan de slag te gaan. Dat werkte misbruik van zzp-schap in de hand. Bovendien liep de overheid inkomsten mis doordat meer werkenden als zzp-er aan de slag gingen. De overheid wilde die situatie graag veranderen.
- er waren diverse belangrijke uitspraken van de rechter waarin de vraag aan de orde kwam of een werker een werknemer was of een opdrachtgever. Het betrof vrijwel altijd platformwerkers, zoals werkers van Deliveroo, Uber of Temper. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, het hoogste rechtsprekende orgaan, een hele belangrijke uitspraak gedaan, het zogenaamde Deliveroo-arrest van de Hoger Raad van 24 maart 2023, vindplaats: ECLI:NL:HR:2023:443.
Samenvatting Deliveroo-arrest
De Hoge Raad oordeelde samengevat als volgt:
- Een arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Dit is wettelijk zo bepaald.
- Om te oordelen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst wordt gekeken naar welke afspraken partijen hebben gemaakt of hebben bedoeld te maken.
- Als die afspraken voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, dan moet de overeenkomst worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst.
- Of partijen de bedoeling hadden een arbeidsovereenkomst te sluiten is niet van belang.
Verder overwoog de Hoge Raad dat of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, afhangt van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. Van belang kunnen onder meer zijn:
- de aard en duur van de werkzaamheden;
- de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
- de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
- het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
- de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen;
- de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
- de hoogte van deze beloningen;
- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
- Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen;
- Het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding bij beantwoording van de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, hangt mede af van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht.
Hoe moeten de gezichtspunten van de Hoge Raad in onderling verband worden gezien?
Ze tellen allemaal mee, het ene gezichtspunt is niet belangrijker dan het andere. Het gaat echt om het totaalplaatje!
Wat is er nieuw of opvallend in de Deliveroo-uitspraak van de Hoge Raad?
(1) Het gezichtspunt: inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering. Gaat om twee zaken:
- Inbedding van het werk (is het werk ingebed in de organisatie?)
- Inbedding van de persoon die de werkzaamheden verricht.
Als het werk tot de normale bedrijfsactiviteiten behoort is er eerder sprake van arbeidsovereenkomst!
(2) Van belang is voorts, volgens de Hoge Raad, of iemand zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen, zoals:
- bij het verwerven van een reputatie (als ondernemer);
- bij acquisitie (als ondernemer) (via LinkedIn bijv.);
- fiscale behandeling (als ondernemer door de fiscus);
- aantal opdrachtgevers waarvoor hij werkt of heeft gewerkt;
- duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.
Als sprake van ondernemerschap, dan is er sneller sprake van een overeenkomst van opdracht (zzp-er).
(3) De Hoge Raad oordeelde verder dat vrije vervangbaarheid – de werker mag zich laten vervangen en heeft dus geen strikt persoonlijke arbeidsverplichting – niet per definitie in de weg hoeft te staan aan een arbeidsovereenkomst. Dit terwijl vervangbaarheid in een groot aantal modelovereenkomsten van de Belastingdienst nu juist een van de kernelementen zijn van een opdrachtovereenkomst.
Welke conclusie kan er getrokken worden uit het Deliveroo-arrest?
Inbedding kan duiden op arbeidsovereenkomst.
Maar ondernemerschap juist weer op opdrachtovereenkomst.
Vrije vervangbaarheid betekent niet dat er per definitie sprake is van een overeenkomst van opdracht.
Of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht hangt volgens de Hoger Raad echt af van een brede blik op alle omstandigheden van het geval.
Wetsvoorstel VBAR
In juli 2024 werd het wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet VBAR) door de voormalige minister van SZW ingediend. Het eerste deel van het voorstel beoogt een wettelijk verankerd toetsingskader in te voeren om te beoordelen of de werker in dienst van de werkverschaffer werkt, op een wijze die afwijkt van het toetsingskader dat de Hoge Raad uiteenzette in het Deliveroo-arrest. Zie hiervoor bijgaande blog.
Het tweede deel van het wetsvoorstel VBAR beoogt een wettelijk rechtsvermoeden van werknemerschap te introduceren, gebaseerd op de beloning die de werker voor het werk per uur wordt betaald. Indien de werker voor een tarief van EUR 33,- of minder arbeid verricht, wordt deze vermoed deze arbeid te verrichten op grond van een arbeidsovereenkomst. Het is een rechtsvermoeden dat maar één kant op werkt; zit de werker onder het tarief, dan wordt hij vermoed in dienst te zijn. Het is niet zo dat hij, wanneer hij boven dat tarief uitkomt, wordt vermoed opdrachtnemer te zijn.
Conclusie
VBAR is nog een wetsvoorstel en dus nog geen wet. Behandeling van het wetsvoorstel staat gepland voor begin 2025. Of en wanneer de Wet VBAR zal worden aangenomen is nog onduidelijk Inwerkingtreding zal naar alle waarschijnlijkheid op zijn vroegst in 2026 plaatsvinden. Tot die tijd gelden de criteria van het Deliveroo-arrest (zie hierboven).
Vanaf 1 januari 2025 zal de Belastingdienst actief gaan handhaven op de Wet DBA. De Belastingdienst zal dus op basis van het Deliveroo-arrest moeten gaan handhaven. Toch adviseren wij u de ontwikkelingen met betrekking tot het wetsvoorstel VBAR in de gaten te houden en er tijdig op te anticiperen.
Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen? Neem dan gerust vrijblijvend contact met Hian Li op!
Mail op ko@kc-advocaten.nl of bel op (010) 35 10 299.